Ondanks de vele röntgenopnames en de strenge fokselectie zijn er nog steeds botten- en gewrichtsproblemen bij jonge honden van de grotere rassen. Problemen als HD (heup dysplasie), ED (elleboog dysplasie)en SD (schouder dysplasie).
Waarom blijven deze problemen opduiken in foklijnen, waar ze al verdwenen zijn? Wat doen we niet goed? Moeten we ons misschien afvragen, of we in de verkeerde hoek aan het zoeken zijn? Moeten we ergens anders naar de oplossing zoeken?
Zitten we wel op het goede spoor?
©Ian Billinghurst. Vertaling Ignit Bekken, oktober 2001.
Hebben we de verkeerde boom ontdaan van zijn bast?
Het antwoord is ja. De meeste honden die HD en ED of andere skeletaandoeningen krijgen, lijden aan iets dat voorkomen kan worden.
De grootste schuld kan in de schoenen geschoven worden van ondeugdelijke voeding en verkeerde lichaamsbeweging – en niet in die van slechte genen.
Dierenartsen hebben helaas veel meer vragen over deze aandoeningen dan antwoorden. Toch kunnen we meer antwoorden vinden als we er naar zoeken.
Ze zijn te vinden in de geschiedenis van de aandoeningen. Ironisch genoeg hebben deze oorzaken en oplossingen ons al tientallen jaren aangestaard, zonder dat we ze opmerkten.
We hebben klakkeloos aangenomen, dat slechte genen de oorzaak zijn van HD en ED. We gingen er van uit, dat we konden zorgen voor honden zonder gewrichtsaandoeningen – als we de slechte genen systematisch zouden uitsluiten van de fokkerij.
Alle pogingen om deze genen te laten verdwijnen, zijn mislukt – en niemand heeft zich ooit afgevraagd, welke genen we probeerden te vernietigen. Ze zijn nooit geïdentificeerd, omdat er nooit naar gezocht is.
Als we niet weten om welke genen het gaat, hoe kunnen we ze dan aanpakken?
Als we er wel in zouden slagen om ze te laten verdwijnen, zouden er dan eigenschappen kunnen verdwijnen die we er liever in houden?
Voeding en beweging spelen een belangrijke rol bij de groei van jonge botten.
Toch is in geen enkel HD en ED schema te vinden wat de hond te eten kreeg en hoeveel – en hoeveel lichaamsbeweging hij had tijdens de groei van zijn botten.
Dieet en voeding werden genegeerd, omdat we dachten dat het geen rol speelde bij de gezondheid van de botten. We dachten dat alle afwijkingen op de foto’s werden veroorzaakt door slechte genen.
We hebben geen aandacht geschonken aan de biologische en genetische basiskennis, die ons kon laten zien dat slechte genen onmogelijk de oorzaak kunnen zijn.
Voeding en lichaamsbeweging spelen een cruciale rol bij de aanmaak van bottenweefsel. Er is actie en reactie tussen voeding en beweging – en de genen.
Bij elke hond met een skeletaandoening moeten we ons afvragen, wat de relatie is tussen genen, slechte voeding en verkeerde beweging.
Als voeding en beweging de belangrijkste bijdrage zouden leveren, zouden we – logisch gezien – deze factoren nader moeten bestuderen om tot een oplossing te komen.
Een kernvraag is, hoe lang onze honden al geplaagd worden door problemen met het skelet. Tientallen, honderden of duizenden jaren? Of is het een nieuw fenomeen?
Misschien verbaast het u, maar het is een product van de twintigste eeuw. Het verhaal begint met de plotselinge opkomst van heup dysplasie in de jaren 1930, toen het beschouwd werd als een zeldzame ziekte die tot dan toe onbekend was!
Tegen 1965 waren er wereldwijd 55 rassen met HD en ED. Nu zijn het normale problemen.
De hondenwereld heeft mogen meemaken dat deze en andere skeletaandoeningen zich in slechts dertig jaar hebben kunnen ontwikkelen van zeldzaam en onbekend tot normaal.
Rond 1950 werd standaard aangenomen dat de oorzaken van HD en ED gezocht moesten worden in de genetica. Deze standaard is nooit kritisch onderzocht, toen duidelijk werd dat alle schema’s om de genen te vernietigen, hadden gefaald.
Beide problemen zijn er nog – en net zo ernstig en wijd verspreid en onoplosbaar als toen.
Als deze aandoeningen er niet waren voor 1930, waar komen ze dan vandaan? Hoe komt het, dat ze er ineens waren en zich zo snel verspreid hebben? Waarom zijn ze nu normaal?
Biologische basiskennis vertelt ons, dat deze bottenvernietigende genen niet zomaar opduiken in het hondenbestand en zich als een wild om zich heen grijpend vuur konden verspreiden door de meeste rassen, vooral de grotere – in twee of drie decennia.
Ze moeten er altijd al geweest zijn zonder problemen te geven – tot 1930, toen ze zich konden manifesteren omdat veranderingen in de omgeving dat toestonden.
Wij dierenartsen waren niet bereid om deze mogelijkheid in de ogen te kijken. We hebben samen met de fokkers emotioneel en professioneel geïnvesteerd in de overtuiging, dat genen de oorzaak zijn van de botten- en gewrichtsproblemen van onze jonge honden – en daarom alleen ongedaan gemaakt kunnen worden door selectief te fokken.
We hebben een gigantisch bakbeest van een eliminatieschema ontwikkeld op basis van massale röntgenfotografie, twijfelachtige beoordelingen van de foto’s en massale uitsluitingen van de fokkerij.
Helaas heeft dit bakbeest weinig vooruitgang geboekt, al is het tientallen jaren wreed tekeer gegaan en zijn de honden die er aan ten onder zijn gegaan, ontelbaar.
Wordt door het falen van het eliminatieschema uitgesloten, dat genen de oorzaak kunnen zijn van de botten- en gewrichtsaandoeningen? Helemaal niet.
De mislukkingen van de afgelopen vijftig jaar wijzen duidelijk naar omgevingsfactoren, die veranderden in de jaren 1930.
Door deze verandering kregen de genen de kans om zich te manifesteren.
Bron: http://barf-natuurlijk.nl/billinghurst/billinghurst_art_HD_ED_oorzaken.html