Vitamines – Vitamine C

Vitamine C en zijn rol in stress management, botmetabolisme en zijn invloed op de huid en vacht van de hond

Door Melvyn John BHS. IT. VYDEX ANIMAL HEALTH LTD.

In de afgelopen jaren is grote vooruitgang geboekt in ons begrip van het metabolisme en het belang van vitamine C bij huisdieren (*Wegger et al., 1984).

Talrijke studies hebben aangetoond dat de synthese en het verbruik van vitamine C van talrijke factoren afhankelijk zijn. Bij verschillende voedingstekorten en bij vele ziekten van huisdieren is de synthese van vitamine C verminderd en daalt de concentratie ervan in het bloedplasma.

Als gevolg van een gelijktijdige verlaging van de concentratie van vitamine C in de cellen, wordt de snelheid van verschillende biochemische reacties verlaagd en de werking van verschillende celtypes aangetast.

Toediening van vitamine C is heilzaam gebleken bij de behandeling van verschillende infectieziekten, heupdysplasie, botontwikkeling, proteïnemetabolisme en stress bij huisdieren.

De lijst van biochemische functies waarbij vitamine C betrokken is veel uitgebreider, ik beperk me in dit artikel tot diegene die voor dit artikel van belang zijn.

Van bijzonder belang in de diergeneeskunde zijn gevallen van scheurbuik die werden gekenmerkt door pijnlijke zwellingen van gewrichten bij jonge honden. In dergelijke gevallen is onvoldoende synthese of onvoldoende opname van vitamine C oorzaak. Verschillende studies hebben aangetoond dat de toevoeging van kleine hoeveelheden vitamine C aan het voer een gunstig effect heeft op de groei en op de verbetering van de prestaties van het immuunsysteem.

Het volgende is bedoeld om inzicht te geven in de rol van vitamine C en de basisprincipes van fysiologische stress en manieren om deze kennis in praktijksituaties te gebruiken. De invloed die vitamine C heeft op het immuunsysteem, de invloed van vitamine C op vitamine D3 en botten opbouw. Het belang van vitamine C voor huid en vacht.

Er bestaat veel verwarring over wat stress is en wat niet. Daarnaast kunnen dagelijkse omstandigheden vaak leiden tot stressreacties en situaties creëren die de eerste reactie op de stressor verergeren.

Om dit te voorkomen moet men eerst begrijpen wat ‘fysiologische’ stress werkelijk is.

Fysiologische stress is iets anders dan psychologische stress (de druk die we in ons dagelijks leven voelen). Fysiologische stress is de niet-specifieke reactie op elke externe vraag die het dier oproept zich aan te passen aan een nieuwe situatie (bv ik word wakker en loop naar buiten en daar is het heet)

Het leven is een voortdurend geheel van aanpassingen. Er is energie nodig om deze aanpassingen te maken. Of de aanpassing nu groot of klein is, levert fysiologische stress de energie om de aanpassing te volbrengen door niet-specifieke reacties.

Voor elke externe vraag, of “stressor” (een situatie die stress veroorzaakt), is er zowel een specifieke reactie en een niet-specifieke reactie. De specifieke respons is uniek voor elke stressor, maar de niet-specifieke respons is in wezen hetzelfde voor elke stressor. Aangezien de aanwezigheid van stressoren constant, per definitie zou de afwezigheid van stress de dood zijn.

We kunnen stress niet volledig vermijden, we we moeten het beheersen.

Het concept van fysiologische stress werd voor het eerst ontwikkeld door een wetenschapper genaamd *Selye (1936,1973), die zijn observaties het Algemeen Aanpassings Syndroom (GAS) noemde. Selye merkte op dat de meeste chronisch zieke mensen soortgelijke symptomen vertoonden.

Er zijn drie stadia in het “Algemeen Adaptatie Syndroom’.

De eerste is de alarmreactie of de zogenaamde “vecht of vlucht” reactie.

Op vindt er een plotselinge biochemische reactie plaats, (gekenmerkt door een enorme afgifte van adrenaline en soortgelijke hormonen uit het sympathische zenuwstelsel). Deze stoffen veroorzaken een snelle vrijmaking van glucose uit de lichaamsreserves (voornamelijk uit glycogeen).

Dit produceert beschikbare energie om aan een stressor te ontkomen.

Het dier komt snel in het stadium van weerstand.

Dit is de periode waarin glucose wordt gevormd uit minder beschikbare reserves zoals lipiden en eiwitten. Het belangrijke aspect van het weerstandsstadium is dat het zal voortduren tot herstel van de stressor optreedt of het dier het stadium van vermoeidheid ingaat en sterft. Het dier sterft ofwel door de uitputting van reserves of adrenocorticale uitputting.

Dat is wanneer de bijnierschors (de bron van corticosteroïden) de overlevingsfuncties uitput, waaronder de regulatie van warmteverlies, bloedstroom en ademhaling, enz. zodat ze niet langer kunnen worden ondersteund. Het tijdsverloop van de drie stadia van het “Algemeen Adaptatie Syndroom” hangt af van de ernst van de stressor. Een chronische stressor vereist kleine veranderingen over een lange tijdsperiode. De aanpassing aan warmer weer die plaatsvindt gedurende een aantal weken tijdens het begin van de zomer is een voorbeeld.

Een acute stressor vereist onmiddellijke levensreddende aanpassingen om te overleven. Het plotselinge begin van zeer warm weer creëert zo’n situatie.

Het dier heeft niet voldoende tijd gehad om zich aan het warme weer aan te passen. In het laatste geval wordt een alarmreactie gevolgd door een weerstandsfase. Als de bijnierschors uitgeput is voordat de stressor is verwijderd, dan zal de dood intreden.

Hoewel ze misschien onwaarschijnlijk lijken, doen groei en voortplanting beide een beroep op het lichaam om voortdurend te veranderen, en zijn per definitie stressoren. Met een schijnbaar eindeloze myriade van stressoren, is de uitdaging voor modern diermanagement het wijzigen of beheersen van fysiologische stress.

Van supplementie met ascorbinezuur (vitamine C) is aangetoond dat het de aan hittestress sterfte bij vogels verminderd (*Pardue, 1983).

Een van de moeilijkst te begrijpen concepten van fysiologische stress is de onderdrukking van het immuunsysteem. De immuunreactie verbruikt aanzienlijke hoeveelheden metabolische reserves.

Bovendien kunnen afwijkende reacties, zoals allergische reacties, schadelijk zijn en moeten onderdrukt worden. Van vitamine C is aangetoond dat het de immuunreactie wijzigt, *Pardue (1983).

Er is ook aangetoond dat vitamine C de voortplantingsefficiëntie verbetert.

Bij infectieziekten is de voedselopname vaak verminderd en daalt de glucoseconcentratie in het bloedplasma. Onder deze omstandigheden daalt de mate van synthese van vitamine C in de lever van zoogdieren af. Terzelfder tijd neemt de consumptie van vitamine C toe door de toename van de afscheiding van glucocorticosteroïden. Verschillende onderzoeken bij huisdieren die aan bepaalde infecties leden, hebben een vermindering van het vitamine C-gehalte in het bloedplasma of serum. Bij honden die aan distemper lijden, leidt toediening van een hoog vitamine C-gehalte gedurende drie dagen of langer gewoonlijk tot een verbetering van de klinische toestand en een snel herstel, vooral als deze behandeling in een vroeg stadium wordt toegepast (*Leveque, 1969).

In de regel kan een optimale toevoer worden bereikt door orale toediening van 300 tot 500 mg vitamine C per dag. Onderzoek van *Brehm (1964) wijst op onvoldoende synthese van vitamine

C bij honden die aan verschillende ziekten lijden.

Uit deze studies blijkt dat een vitamine C-gehalte van minder dan 0,4 mg/dl in het bloedplasma van een hond een bewijs is van onvoldoende synthese.

Extra toediening van vitamine C is ook aan te bevelen na een operatie omdat het de vorming van collageen door de fibroblasten, osteoblasten en osteocyten.

Plaatselijke toediening van vitamine C in de regio van botbreuken stimuleert het genezingsproces proces (*Pataky et al., 1963).

Parasitaire aantasting van de lever leidt tot een vermindering van de synthese van vitamine C die bij zoogdieren in dit orgaan plaatsvindt. Vele onderzoeken hebben aangetoond dat bij ziekten van huisdieren met een hogere dan normale temperatuur en verminderde voedselopname, de concentratie van vitamine C in het bloedplasma gedurende gedurende enige tijd aanzienlijk daalt. Gezien het grote belang van vitamine C voor de immuunafweer en voor regeneratie van weefsel, is toediening van vitamine C in dagelijkse doses van 200 tot 300mg voor kleine bij kleine dieren en van 2 tot 3 g bij grote dieren aan te bevelen.

Scurvy-achtige symptomen bij honden zijn waarschijnlijk te wijten aan een aangeboren onvermogen om vitamine C te synthetiseren.

In dergelijke gevallen is de concentratie vitamine C in het bloedplasma lager dan 0,1 mg/dl. Resultaten van recente proeven tonen aan dat vitamine C de botontwikkeling en -sterkte beïnvloedt via zijn effecten op de productie van vitamine D-metabolieten en calciumbindende proteïnen. Vitamine D3 in in een voedingssupplement wordt naar de nieren getransporteerd voor omzetting in de actieve metabolietvorm.

Recente studies tonen aan dat vitamine C nodig is voor een optimale omzetting van vitamine D3 in deze actieve metabolieten. Verbeteringen in de botsynthese lijken rechtstreeks verband te houden met een toename van de omzetting van vitamine D3 in de actieve metaboliet en met de toename van calciumbindende eiwitten door de invloed van toegevoegde vitamine C in de voeding.

In tijden van stress kan de absorptie van vitamine C uit de darm helaas niet volledig effectief zijn, daarom wordt dagelijkse supplementatie aanbevolen. Bij grote hondenrassen kan heupdysplasie, lange tijd beschouwd als een erfelijke geboorteafwijking, een gemakkelijk te controleren biochemische aandoening zijn. Het letsel bij heupdysplasie dysplasie blijkt slechts collageen van slechte kwaliteit te zijn, met een lage sterkte in de aangetaste ligamenten. In nesten van dysplastische Duitse Herder ouders of ouders die dysplastische nakomelingen hebben voortgebracht, waren er geen tekenen van heupdysplasie wanneer de teven hogere dan normale doses vitamine C kregen tijdens de dracht en de pups dagelijkse doses vitamine C kregen tot ze de jonge volwassenheid bereikten.

Bij potentieel dysplastische pups van grote rassen is het eerste of tweede levensjaar een periode van hoge stress. De eisen aan het lichaam zijn groot, de behoefte aan grote hoeveelheden vitamine C nog groter.

De verslapping van de heupband en veranderingen in de pectineusspier en -pees, als gevolg van gebrek aan collageen van hoge kwaliteit is duidelijk. Het zwakke collageen in de ligamenten veroorzaakt dat ze uitrekken of verslappen, resulterend in gewrichtslaxiteit, waardoor de jonge femurkop kan loskomen van de heupkom. Na de scheiding van de femurkop van het acetabulum, ontstaat een ontstekingsproces (artritis) het gevolg. Verschillende hoeveelheden littekenweefsel vormen zich in het acetabulum, waardoor de kop van het dijbeen kan terugkeren naar zijn normale positie. Dit resulteert in coxofemorale subluxatie (heupdysplasie).

Tegelijkertijd vertraagt de slechte kwaliteit van collageen in de pectineuze spieren en ligamenten hun groei en ontwikkeling. De verminderde groei en ontwikkeling van pezen en spieren, samen met de snelle groei van het dijbeen, draagt verder bij tot de oorzaak van de ontwrichting.

In proeven uitgevoerd over een periode van vijf jaar met acht nesten Duitse Herder puppies van dysplastische ouders, of ouders waarvan bekend is dat ze dysplastische nakomelingen hebben voortgebracht, heeft geen van deze pups die op hoge doses vitamine C werden gehouden, tot op heden dysplasie vertoond. Het Het regime bestaat uit het dagelijks geven van hoge doses vitamine C in het rantsoen aan de drachtige teef. Bij de geboorte, krijgen de pups 50 tot 200 mg vitamine C oraal toegediend. Wanneer de pups drie weken oud zijn, wordt de dagelijkse hoeveelheid verhoogd tot 500mg tot de pups vier maanden oud zijn. Op dat moment wordt de dosering verhoogd tot 1 of 2g per dag en op dat niveau gehouden tot de pups 18 maanden tot twee jaar oud zijn. Dit programma was zo succesvol dat fokkers in Amerika bij de verkoop van hun pups nu in hun verkoopovereenkomsten een clausule opnemen waarin staat dat de pups gegarandeerd alleen vrij van dysplasie zijn als ze op het voorgeschreven regime van vitamine C worden gehouden.

De huid en de vacht vervullen vele functies:

Fysiologische functies zoals bescherming, opslag, uitscheiding en de zintuiglijke functie.

Sociale functies die gedeeltelijk hun relaties met andere honden regelen (identificatie, territoriale afbakening, seksueel gedrag).

Tenslotte, met het oog op de huidige rol van de hond (en van gezelschapsdieren in het algemeen), functies in verband met acceptatie in de menselijke samenleving. Deze esthetische functies zijn waarschijnlijk van het grootste belang voor de meeste hondenbezitters.

Huidaandoeningen komen bijzonder vaak voor bij de hond en kunnen aan zeer uiteenlopende oorzaken te wijten zijn.

Bijvoorbeeld:

  • Infectieuze dermatitis;
  • Allergische of contact dermatitis;
  • Alopecia van hormonale oorsprong, andere huidveranderingen, schildklierdeficiëntie;
  • Ectoparasieten en hun directe of secundaire gevolgen (demodectische schurft);
  • Aandoeningen van voedings- of dieetoorsprong, bijvoorbeeld lever- en nieraandoeningen of overbelasting, of deficiëntie aandoeningen.

Ondanks deze lijst worden de verbanden tussen voeding en de conditie van huid en vacht vaak als vanzelfsprekend beschouwd, niet alleen door fokkers en eigenaars, maar ook door dierenartsen.

De huid en de vacht kunnen primaire laesies vertonen die direct veroorzaakt worden door specifieke voedingstekorten of overdaad, maar soortgelijke effecten kunnen ook optreden als secundaire symptomen van aandoeningen van het maagdarmkanaal, de lever of de nieren.

Vitamine C heeft een directe invloed op de glans van de vacht door zijn invloed op het efficiënte metabolisme van andere belangrijke micronutriënten zoals amino aminozuren, B-complex en vitamine E.

Bij een tekort aan vitamine C is de stofwisseling van zwavelhoudende aminozuren verstoord.

Aangezien de vacht hoofdzakelijk uit deze aminozuren bestaat, kan de vacht nooit zijn volledige potentieel bereiken.

Een vermindering van de vachtgroei, mogelijke onregelmatigheid van het groeipatroon, vermindering van pigmentatie en de activiteit van de haarfollikels en mogelijk verlies van vacht.

Het aminozuur lysine is een vitaal bestanddeel in het metabolisme van spierweefsel – dit aminozuur is ook afhankelijk van vitamine C.

Vitamine C schijnt betrokken te zijn bij de absorptie van ijzer uit de darmen.

Het is ook nodig voor de synthese van hemoglobine en is noodzakelijk voor de ontwikkeling van collageen

in de huid. Vitamine C speelt een belangrijke rol in het genezingsproces van wonden.

Samenvatting

Onder omstandigheden van acute stress kunnen dieren niet voldoende vitamine C synthetiseren om veel schadelijke effecten van stress te verminderen. Door de vitale link van vitamine C met het botmetabolisme en de ontwikkeling van collageen in tanden, botten, huidkraakbeen en aminozuren en de verbetering van de reactie van het immuunsysteem op ziekte-uitdagingen. Suppletie van vitamine C moet deel gaan uitmaken van de standaard managementprocedure en verhoogd worden, vooral wanneer bekende stressoren moeten worden opgelegd.

Referenties

Diervoeding (McDonal, Edwards, en Greenhalgh) Vitaminen in diervoeding

(Arbeitgemeinschaft Wirkstoffe Tierernahrunge (AWT) (Wegger et al.) 1984; (Selye) 1936,

1973; (Pataky et al.) 1963; (Pardue) 1983; (Leveque) 1969.

Het bovenstaande artikel is afkomstig uit het tijdschrift The Service Dog, uitgegeven door de Britse Police en Diensten Kynologische Vereniging